Zou er toch een onmiskenbaar verband bestaan tussen de toevalligheden die het levenspad van een mens kruizen? Een vraag die zeker een dag lang rondspookte in mijn hoofd, mijn dagelijkse routine in de war schopte door de onrustbarende consequenties en implicaties die een gevolg zouden kunnen zijn van deze onverhoopte samenhang. Een wederzijdse afhankelijkheid welke ik liever niet onder ogen zag. Op mijn leeftijd zit een mens niet meer op een nieuw onweerlegbaar godsbewijs te wachten of dat het toch in de sterren geschreven staat. Het idee dat de dood de grote gelijkmaker en rustbrenger is, zorgt voor de onbetaalbare kalmte, rust en vooral vrede met een bestaan dat verder voelt als een aflopende zaak.
De vraag kwam boven door de volgende opeenvolging van gebeurtenissen van de afgelopen week. Maandagavond las ik het bericht van het overlijden van Kedo Erné op Facebook. Dit bericht greep me best wel aan, ook al heb ik haar nauwelijks gekend. Toch had ik haar nog geen week daar voor nog gedag gezegd op de bolle brug. Zij met een rollator. Op Facebook nog geen dag later een bericht gelezen over naar de hemel fietsen wat op me overkwam als een vooraf aangekondigde dood. Een dichtregel in herrinering bracht
En deze dood werd aangekondigd in de huiver van de aflaat hiëratisch sinds het eerste licht: Hugo Pernasth
Het deed me ongewild terugdenken aan al die mensen uit mijn kennissenkring die euthenasie pleegden. Kedo woonde hier iets verderop in de straat en als we elkaar tegenkwamen groeten we elkaar steevast met een vriendelijkheid van haar kant waarvan ik me na elke korte ontmoeting afvroeg waar ik die aan te danken had. Als een soort evaluatie van mijn gevoel bij haar overlijden, schreef ik een gedicht. Niet om het van me af te schrijven, maar om het een betekenisvolle plaats te geven. Een waardevolle plek waar alles wat ooit eens leefde, lief heeft gehad, mij lief heeft gehad recht op kan doen gelden. Ik schreef met dat in mijn hoofd en hart de volgende zinnen
EN JE KOMT ELKAAR TEGEN
SOMS EEN HEEL LEVEN ALLEEN
OP STRAAT EN JE ZEGT GOEDENDAG
EN ZIJ GOEDENDAG TERUG, VERDERLOOPT
NAAR EEN EIGEN GOEDE DAG
—
EN JE DENKT ;HOE GOED KEN JE ELKAAR
VAN ALLEEN MAAR GOEDENDAG OP STRAAT
TOT OP DE DAG DAT JE ELKAAR NIET MEER
TEGENKOMT IN JE STRAAT.
—
EN JE NIET MEER WEET WIE OF WAT
JE GOEDENDAG MOET ZEGGEN OMDAT ZIJ
ER NIET MEER IS OM JE HETZELFDE TERUG
TE WENSEN.
Na die paar zinnen recht uit mijn hart gegrepen dacht ik na over de dood. Het overlijden dat ik het meeste vrees. Niet dat van mezelf, maar van haar die me het liefste is bij leven en bij dood . De liefde van mijn leven die mij liever niet zien wil. Uit het oog verloren is. Daar over schreef ik:
GEDICHT VOOR M.A.
—
DAT ZE NOG IN LEVEN IS
IS ALLES WAT IK VAN HAAR WEET
NIET OF ZE GEZOND IS OF TEVREDEN
EEN GELUKKIGE OUDE DAG BELEEFT
…
ZE IS WAT JE NOEMT VERMIST IN DE STRIJD
IN DE OORLOG VAN ONS LEVEN WAARDOOR ROUWEN
OM ELKAAR MEER DE HINK-STAP-SPRONG TIJDENS
EEN MARTELENDE ECHTERNACH PROCESSIE BLIJFT
…
HET ENIGE WAT IK ZEKER WEET
IS DAT IK NIET AAN HAAR STERFBED ZAL STAAN
DAT IS IETS WAT ZE BESLIST NIET BIJ KAN HEBBEN
WAARMEE HAAR LAATSTE AFSCHEID HET KARAKTER
VAN EEN BLIJVENDE VERMISSING KRIJGT
…
EN TOCH BLIJF IK HOPEN, HOPEN TEGEN
BETER WETEN IN MET EEN ONVERSAAGDE HOOP
, EEN HOOP DIE ALLES VAN WAARDE VOL LIEFDE DOODT IN MIJ
..
WAT MAAKT DAT IK VOOR NU EN LATER NA HAAR DOOD
ALLEEN HAAR LIEFDE ALS EEN VERMISSING MIS
IN DIE ENE ONBESLISTE STRIJD DIE VOOR ALTIJD ONGESTREDEN BLIJFT.
…
Mijn tranen tijdens het schrijven van deze smartlap luchtten op, ook de volgende ‘ ochtend bij het overlezen en corrigeren tot ik in mijn smart werd gestoord door de deurbel. Bij het opendoen stond er een slordig geklede postbode voor de deur die me zwijgend een rouwenveloppe in mijn hand duwde, met een gezicht van daar ben ik mooi van af. Ik heb mijn taak gedaan.Ik schrok hevig bij het zien van de donkergrijze biezen die de enveloppe afzoomden. Wist meteen voor mijn gevoel dat zij over wie ik net geschreven had er niet meer was . Tranen welde opnieuw op in mijn ogen, maar omdat ik mijn leesbril op mijn neus had las ik aan de naam van de geadresseerde dat deze aanzegging niet voor mij bedoeld was, maar voor mijn buurvrouw twee etages hoger. Dat de postbode de brievenbus van haar niet had kunnen vinden, dus omdat hij toch bezorgd moest worden ten einde raad maar bij mij had aangebeld.
Het zal wel toeval zijn, dacht ik manmoedig, maar was door het gebeuren toch de hele dag van streek. Het zou maar zo kunnen zijn dat door een blind toeval of stomme fout haar overlijdensbericht me nooit bereikt. Ik tot aan mijn dood niet weet of ze op haar sterfbed niet heel even aan me heeft gedacht. Me miste. Wat voor mij toch een voldoende erkenning van onze liefde in zou hebben gehouden. Een jaren ingehouden liefde.
LUDO 10 -7-2024