Ik denk, omdat ik me bewust ben van dat ik denk. Dramatisch gezegd zonder mijn bewustzijn ben ik niets. Zelfs geen korrel zand op het strand van het oneindige universum. Ik kan alleen maar wat zich in mijn hoofd of hart aan processen afspeelt denken noemen als ik beschik over een bewustzijn. De regelneef, toezichthouder, coördinator van ons besef aanwezig te zijn. Hier en volgens sommige gelovige in het hiernamaals. Ga ik uit van deze aanname dan kunnen de processen die zich in computers afspelen niet onder het denken worden geschaard noch begrepen door het menselijk denken. Dit vanwege een eenvoudige redenering. Dat als ik iets niet weet ik daardoor niet kan achterhalen hoe groot mijn gebrek aan kennis is. Waardoor ik verplicht ben aan te nemen dat dit gebrek gelijk is aan oneindig. Doen of dat niet zo is, leidt tot wishful thinking. En uiteindelijk tot de wetenschap van de theologie
Ik zou geen Aristoteliaan zijn in mijn denken als ik niet vrijwel direct een onderscheid zou maken tussen een zintuiglijk bewustzijn en een innerlijk bewustzijn. Nadenken over de wisselwerking daar tussen, de samensmelting daarvan, en aan die onderlinge beïnvloeding conclusies verbinden. Voor zowel het dagelijkse denken als voor de metafysische kant van mijn bewustzijn. Naast de vraag. Kan een zuiver bewustzijn, zonder een fysieke werkelijkheid, de wereld om ons heen bestaan. Biedt alleen het innerlijk bewustzijn een kans op de totale vrijheid waar het individu naar snakt en wordt zij in haar streven naar verlossing (van zichzelf) beperkt door de waarneming van de fysieke wereld. De grenzen daarvan. Wat tot een voortdurende tweestrijd leidt waar alleen de dood als enige overwinnaar over het juiste c.q. definitieve antwoord beschikt.
De locatie van dit bewustzijn wordt algemeen in de hersenen gezocht, maar omdat het hier een onstoffelijke entiteit betreft, hoeft dit niet zo te zijn. Het bewustzijn kan even goed zich in de navel van de mens bevinden. De navel het laatste spoor van de verbinding van het individu via de moeder met de genenpoel van de hele mensheid. Maar voor hetzelfde geld huist het bewustzijn in onze billen. Wat dan weer een argument oplevert waarom de meeste mensen niet vooruit te branden zijn. Daar een behoorlijk harde schop voor onder hun billen bij nodig hebben.
Het gegeven dat het bewustzijn onstoffelijk is, levert ook het enige geldige argument op voor het godsbewijs. Waarbij de strijdvraag blijft of God een projectie is van ons bewustzijn buiten onszelf. Een mogelijkheid die talloze spelvarianten in mijn denken oplevert. Om er een te noemen dat de Spaanse inquisitie bezig was met godsverbranding terwijl ze dacht daarmee de ketterij uit te roeien Een soort van denkbeeldige ideeënverbranding. A omdat God zelf een ketter is en B omdat wat onstoffelijk is zich onttrekt aan fysische processen die zuurstof nodig hebben.
Het zogenaamde denken van machines lijkt meer op een zeer snelle, soms bijna eindeloze reeks aan herhalingen van in wezen vrij eenvoudige rekenkundige bewerkingen. Voor een machine is de hele werkelijk terug te brengen tot vier assen. Waar het de waarheid aan ophangt. Waarbij we zolang we daar genoegen mee nemen de machine een gelijkwaardige partner lijkt . Die ons in sommige opzichten zelfs overtreft en voorbijstreeft als we ons denken alleen als een utilitaristische functie benaderen. Wat het gevaar in zich bergt dat we ons eigen bewustzijn terugbrengen door en tot het niveau van een eendimensionale ‘denken’ dat het ‘denken’ van computers kenmerkt. Waarnaast een meer dimensionaal denken kan worden gezien als de niet lineaire paardensprongen van associaties die maar nauwelijks verband met elkaar houden. Kortom een vrijheid van denken die de werkelijkheid overstijgt.
Terwijl het denken van de mens vooral baat blijk te hebben van een continu proces van kennisopslag. Waarbij indien men over voldoende kennis beschikt in de vorm van vastgelegde gebeurtenissen deze associatief kan gebruiken als meerwaardige componenten van een vergelijking met meerdere onbekenden. Waarbij de toegang tot de gelaagdheid een graadmeter is voor de intelligentie. Dat wil niet zeggen dat de waarheid die we willen kennen alleen kan bestaan bij de gratie van alle kennis. Dit denken berust op de aanname van een onbeweeglijk en onveranderlijk ijkpunt. Voor de waarheid is het genoeg over de juiste kennis te beschikken. Wat de juiste kennis is, wordt vooral bepaald door wat men bereid is te geloven. Wat leidt tot de morele overtuiging c.q. dat de waarheid niet absoluut mag zijn . De waarheid grotendeels bestaat uit consensus. Binnen deze gedachtegang de waarheid niet als uitgangspunt noch als ijkpunt kan worden gebruikt voor de dogmatiek. Wat leidt tot de veronderstelling dat het idee dat god en de waarheid samenvallen toe is aan herbezinning.
Maar genoeg spielerei. Laat ik proberen dor middel van zuiver redeneren de vraag te beantwoorden Al staat het bewustzijn aan de oorsprong van het menselijk denken is het dan toch denkbaar dat er andere manieren bestaan waarop een vorm van denken tot stand komt? Ik kan deze vraag alleen beantwoorden door mijn bewustzijn uit te breiden. Doe ik dat niet loop ik vanzelf aan tegen wat ik eerder beweerde; dat een niet kennen leidt tot een oneindige reeks van hiaten in mijn kennis en daarmee in wezen een vernauwd bewustzijn. Wat dan weer aan mijn lippen de wanhoopsklacht ontrukt. Heer hoefde ik maar niet te denken om nu en later gelukkig te worden.
I