AGNOTOLOGIE
Of ik gelukkig ben? Daar vraag je me wat! Moet ik dat weten? Of hoe moet ik dat weten? Nu op antwoorden? Wat bedoel je trouwens met geluk? Weet ik of jij daar wel genoeg van om daar direct een kant-en-klaar oordeel over te vellen? Of komt geluk alleen aanwaaien in de tijd dat geluk nog heel gewoon geen andere vragen opriep dan; is het een prille liefde in de lente? Of kun je als je geluk hebt, de loterij gewonnen dat per ons verhandelen in een papieren zak zoals vroeger poedersuiker of marsepein bij de banketbakker? Waardoor je ook van een gunstig lot of het vrije toeval kunt spreken. Of onttrekt geluk als onderzoeksterrein voor de wetenschap zich aan de marktwerking; ondanks of juist dankzij de horden na – en aanjagers van wat iedereen verwacht zonder dat de uitkomst vaststaat? Verifieerbaar is. Terwijl iedereen meent er voor het volle pond recht op te hebben, maar wat zich als noodlot zelden aandient. En dan nog vaak ongevraagd en onverwachts bijna spontaan als een hartendief in de nacht.
Ben ik gelukkig, omdat ik zonder al te grote zorgen leef? Ben ik gelukkig, omdat ik als aankomend schrijver op papier mijn zorgen deel met iedereen? Of ben ik intens gelukkig omdat de zorgen die ik heb over mijn gezondheid, maatschappelijke positie of echtelijke staat bijvoorbeeld me niet uit mijn slaap houden? Ik geen idee heb wat me voor onvoorstelbaars te wachten staat en me vanwege dat nauwelijks kwellen. Integendeel zelfs een gezonde nachtrust bezorgen, omdat ik van de ene droom in de andere val als reisde ik tijdloos en teruggebracht tot de kern van mijn natuur. Schoongewassen van alle zonden in een immens zwart gat dat alle energie uit mijn ongeluk zuigt. Is daarmee geluk en kennis daarover niet tegelijkertijd ook een vorm van zelfbedrog? Of is gebrek aan kennis op de gewijde grond van de wetenschap een fase in de rouwverwerking? Een stadium dat we simpelweg omschrijven als ontkenning. Ook al een fenomeen waar als definitie verder weinig kennis over in huis te halen valt. Ontkennen, de neurose van het wel weten, maar niet willen weten. Een cirkelredenering die ons dan weer plaagt met de vraag; of alles weten ons ook alles doet vergeven. of extra ongelukkig maakt. Het verlammende besef dat je voor een dubbeltje geboren bent en nooit de sterren zult bereiken. Dit doordat we het simpel wel moeten vergeten bij gebrek aan voldoende geheugenruimte. Los van de pijnlijke vraag of alles van de dood, de einde- en begeerteloze leegte wel ooit tot het kennisdomein van de mens in zijn verloren paradijs kan behoren. De dood en de liefde dezelfde zwarte madonna of moeder van gelijke kleur delen. Of dat het zijn eigen wiskundig domein van een getalsmatig oneindig niet weten schept. Zijn eigen agnotologie bewerkstelligt. De genade van een dood gewaande God. . De kennis van het niet-weten. Wat de paradoxale maar tevens ideale mogelijkheid opent van niet te zijn en toch te leven. Eeuwig zelfs volgens de christelijke overlevering. Waar door naar mijn gebrekkige kennis christenen kunnen worden gerekend tot de grootste agnotologen van de voorbije eeuwen. Overstijgt daarmee de dood en de kennis die wie daarover ontberen niet ons bevattingsvermogen als normaal mens ? Kan daarmee alleen een zieke geest de neurose van de dood tot zijn gewaardeerde metgezel rekenen? Wat maakt dat we met zijn allen in het aanzicht van de dood even arm, idioot, neurotisch, blind, lam als doof zijn. Daarmee pas ten lange leste iedereen aan iedereen aan het eind van zijn Latijn elkaars gelijke geworden is. Wat democratisch gezien de stemming er wel inhoudt. Alhoewel zo lang het lijk zich nog boven de aarde bevindt er nog steeds verschil in behandeling en benadering tussen arm en rijk bestaat. Niet iedereen voor de belasting en het milieu in rook en roken opgaat.
Maar ben ik nu wel of niet gelukkig? Van nature ben ik ook niet echt een piekeraar. Nooit geweest ook, wat weer het voordeel heeft dat ik me zelden veel aantrek van de mening van anderen. Waar mijn onafhankelijke salsastijl een sprekend en swingend voorbeeld van is. Niet dat ik mezelf wil beschuldigen een gebrek heb aan inlevingsvermogen te hebben. Niet naar anderen toe noch naar mezelf. Waardoor ik gelukkig in een soort evenwichtstoestand verkeerd op het slappe koord van het eigenbelang. Een toestand waar de utopist Ayn Rand zich ter verwezenlijking van haar maatschappijmodel nog druk over heeft gemaakt. Wel tot de verkeerde conclusie kwam dat alleen een egoïst gelukkig kan zijn, omdat hij niet weet wat hij mist. Het is eerder dat mijn eigenbelang me niet werkelijk deert, omdat het me niet overheerst. Ik me steeds bewust ben en blijf van het belang dat ik met een ander deel. Wat tot een ander meer volkomen soort vrijheid leidt dan de vrije markt en het principe van laissez faire mij garandeert.
Met een mogelijke dood voor ogen ben ik zelf zo positief ingesteld dat ik er zelfs de humor wel van in kan zien. Vrijelijk los van elk belang over voldoende relativeringsvermogen beschik om ervoor te zorgen dat de gedachte aan het hiernamaals me niet boven het hoofd groeit. Me naast mijn schoenen laten lopen van hoop op zegen door Onze-Lieve-Heer.
Liever lui dan moe heb ik vrede met mijn voortijdig verscheiden, mocht het er eerdaags van komen, een uitdrukking uit de overlijdensadvertenties uit de Volkskrant. Voelt het als het volmaaktste excuus om alles wat ik had kunnen doen al mijn gedroomde meesterwerken op het gebied van de literatuur en beeldende kunst unvollendet zu lassen. Kan een nalatenschap mooier zijn dan één waaraan nog het nodige moet worden verricht. Een vrede dieper dan een vrede te hebben met het onvolmaaktste sinds de middeleeuwen. Mijn nooit verklaarde, uitgewerkte of waar gemaakte dromen. Waardoor niemand noch ikzelf hoef te weten of zich ongerust hoeft te maken over de vraag wat er wordt gemist of wat er precies mis is met alles wat we niet weten. Niet kunnen weten, omdat dit het wezenlijkste deel van de ziel of de Goddelijke volmaaktheid uitmaakt. Een beloning sine natura. Wat leidt tot de filosofische verzuchting in het potjeslatijn van deze ‘wetenschap’; scio quod mors nescio. Vrij naar de geest vertaalt met; ik weet, omdat ik niet weet wat de dood voorstelt. Zodat mijn fantasie met dit gebrek aan kennis vrolijk aan de haal kan gaan. En ben ik vooral gelukkig en blij dat ik niet weet of mijn grenzen niet voorbij de dood liggen.
LUDO