HET MOOISTE GESCHENK voor SINTERKLAAS.
Het was op woensdagmiddag 5 december op de Albert Cuyp markt dat ik met mijn moeder mee mocht om de volle tas met boodschappen te sjouwen. Het miezerde licht, maar daar vond ik als kind niets vreemds aan. Dat hoorde bij het begin van mijn negende winter. Onschuldig als ik was geloofde ik nog in het sprookje dat ik of een wisselkind was of een winterkind. Een sneeuwwitte winter zonder ijsberen die ik in het behouden huis in het stadsdeel oud zuid zeker zou overleven. Hoogstens dacht ik in die nu verloren tijd als het maar niet zo koud wordt als de winter van het jaar daarvoor. Dat de eierkolen eind januari al op waren. We met oorwarmers op en steenkoude voeten aan het ontbijt zaten. De beruchtste winter, de hel van 63 dat de ijsbloemen elke ochtend op de ramen van de slaapkamer in het achterhuis stonden om geplukt te worden door de wolken warme wasem van mijn jongensadem. Me voeten buiten de deken vreesde ik aan de ondoorzichtige ruiten zouden vastvriezen. Voor mij met kinderverlamming er geen buitenwereld meer bestond om zonder krukken te ontdekken. . Geen alternatieve werkelijkheid om het ijs te breken en me nergens druk over te hoeven maken. Schaatsen net als Reinier Paping kon ik in die tijd nog niet. Koud water smetvrees zeg maar in de oorlogswinter van een onverwarmde achterkamer die ik moest delen met mijn tweelingzus en stiefbroer. Een verwijfd ventje dat al in de wieg een onnatuurlijke voorkeur voor mannen aan de dag legde.
Die karrevracht aan aardappelen een kwartje de kilo, het avondmaal voor de hele komende week voor een gezin van vijf hongerige monden was verrekte zwaar voor een kind van negen jaar Toch niet klagen, maar dragen en smeken om kracht. Daar werd ik een echte vent van. Volgens mijn moeder. Sjeulen en beulen vond ik zelf deze kinderarbeid. Trouwens of ik dat wel wilde een echte man worden? Al draaide de hele wereld door om je te helpen voortplanten tot je er aan het eind van de wereld met zijn allen van afviel. Stelde ik me voor. Gezegend met een rijke fantasie. Hield ik me toch het liefst verre van vreemde meiden mijn tweelingzus in het bijzonder. Dat je als jongen een echte kerel worden als toekomstbeeld voor ogen stelde , daar werd in 1964 zonder meer van uitgegaan. Twijfelen was alleen voor mietjes. Dat was naast roken de norm in het jubeljaar dat de judoka Anton Geesink uit het achtergat Utrecht goud won met een houdgreep op de Olympische Spelen in Tokio. Tot groot leedwezen van alle echte mannen in heel dat verre vreemde land. Een land vol rijst vretende spleetogen volgens mijn stiefvader die zelf tijdens de oorlog in Parijs ondergedoken gezeten had bij een zwarte weduwe. Waar hij maar wat prat op ging of hij in zijn eentje de oorlog in de Pacific gewonnen had. Niet dat ik wist waar dat land van de rijzende zon lag. Zover was ik nog niet gevorderd in de gouden horizon. Een encyclopedie die je kon kopen met de gespaarde punten van de Perlakoffie. Het huismerk van Albert Heyn en twee gulden vijftig bij betalen per deel. Niet dat we als kinderen koffie kregen thuis. Dat was alleen weggelegd voor mijn morsige stiefvader. Ik hoor hem nog slurpen.
Bij het passeren van een handkar met koek-en-zopie met een donker besnorde Italiaanse verkoper zag ik mijn kans schoon als de beddenlakens aan de waslijn op de maandag. Nog nat achter mijn oren wist ik toch al dat mijn moeder een zwak had voor mannen met een mediterraan uiterlijk, volop borsthaar en een volle bos gitzwart hoofdhaar. Zeg maar zo als mijn biologische vader. Jong griezelde ik alleen al bij het idee om zelf ooit borsthaar te krijgen. Over dat naar oud zweet stinkende haar onder je oksels of dat steeds vochtige haar in je schaamstreek werd zondags vanaf de kansel niet gepreekt. De snor mijn doopnaam voor hem had een beetje het uiterlijk van een zigeunerbaron. Een operettefiguur wat wonderwel goed paste bij mijn moeders uitstraling van een ongeremde en ongetemde feeks of zigeunerin. In de oorlog vertelde ze meermalen trots, meestal rond 4 mei, was ze jong en knap meerdere keren bij het aanhouden aangezien voor een volbloed Jodin. Wat in al die jaren haar enige daad van verzet tegen de moffen was.
Die voorkeur voor die overvloed aan lichaamsbeharing was ook wel te begrijpen. Sprak zelfs in haar voordeel vond ik zelf van uiterlijk een kleine zigeunerjongen. Mijn stiefvader was biggetjes roze met alleen haar op zijn benen. Met kwabben in zijn nek en kaal als een biljartbal op wat schaarse haren op zijn achterhoofd en rond zijn oren na. En de paar haren die me biologeerde, omdat ze uit zijn neusgaten groeiden. De te tellen haren die hij ondanks gebrek aan groeikracht van zijn kapsel om de twee weken bij kapper op de Ferdinand Bolstraat liet fatsoeneren. Voor het bedrag van een hele gulden. In een salon tegenover de naar hop stinkende Heinekenfabriek. Niet dat een gelovige mens het verschil kon zien tussen ervoor en erna. Zo, dat is snel gepiept nu ben ik als het heertje weer helemaal klaar voor de kerk, placht hij telkens na afloop van de knipbeurt met een uitgeschoren nek te zeggen. Of hij daar ooit in de kapel van mijn moeder gewijd aan de heilige maagd als koorknaap de hoogmis mocht zingen. Op die ene keer na met als volkomen fout resultaat de duvel van mijn jeugd uit haar doosje , mijn stiefbroer.
Ik moet echt even rusten begon ik gehaaid mijn inleiding. Met mijn hand zogenaamd het zweet van mijn voorhoofd wissend. Een gebaar dat ik Swiebertje op de televisie had zien maken. Die tien kilo eigenheimers zijn echt verduveld zwaar. Het zijn bintjes en het woord verduveld wil ik uit jouw mond al helemaal niet horen. Dat beloofde als voorspel voor pakjesavond weinig goeds. Ja, maar ik heb toch recht op loon naar werken. Gebruikte ik een van haar eigen uitspraken als ze het geeltje huishoudgeld voor de week in ontvangst nam tegen haar. Hou toch eens op met me aan me kop te zeuren. Ik heb het al moeilijk genoeg en zo dadelijk krijg ik weer last van hoofdpijn. Die was verdikkeme net over, maar ik voel hem alweer opkomen achter mijn voorhoofd. Of dat mijn schuld was dat als het zo uitkwam mijn moeder aan migraine leed als een toneelspeelster aan de bibberaties voor het doek opging. Ik; ik zeur niet, maar ik krijg nooit wat, voor de dooie donder niet . Dat moet je niet zeggen jongen, mijn moeder weer; ik heb je het mooiste geschenk gegeven dat een kind zich wensen kan. Ik benieuwd; O ja, wat dan? Krijg ik eindelijk een fiets. Is dat wat ik na jaren mag verwachten van een kale neet. Een Sinterklaas als mijn stiefvader waarin nooit iemand heeft geloofd.? Ik heb je het leven geschonken, klonk het met een zware zucht uit de mond van mijn moeder of ze nog niet over de bevalling heen was. In bloed, zweet en tranen. Als je dat maar onthoud! Het klonk me in de oren als de geschrapte tekst uit een Braziliaanse soap . O, ja vindt u dat? Was dat niet eerder tijdens de tien minuten van het verwekken. Die korte opwelling. Dat zijn vers uitgeperste zaad uw eieren zochten te raken Ik had die wijsheid waar de kinderen vandaan kwamen van een vriendje op het schoolplein. Vind u een ongevraagd geschenk het mooiste wat u me geven kan? Ging ik brutaal verder wetend dat een warme chocomel met slagroom er niet meer inzat. Een geschenk dat volgens mij alleen een geschenk blijft als het gedurende heel zijn opvoeding met geschenken overladen wordt. Ik was een moeilijk kind, nauwelijks op te voeden, brutaal en hoogbegaafd, wat niet bepaald een gelukkige combinatie voor een gedegen opvoeding is. Dat van het mooiste geschenk beweerde u anders ook niet, ik kwam lekker op dreef toen u ongewenst zwanger was van mij en mijn zus. Dat mijn geboorte in Moederheil het mooiste was dat u ooit overkwam, terwijl het aan tante Trees te danken is dat u me niet direct na de geboorte aan de nonnen heeft afgestaan. De brandweerkazerne te ver was om me te vondeling te leggen. Als dank mocht ik een oorvijg in ontvangst nemen. Ook iets waar geen kind in de groei om vraagt. Al word je er nog zo groot en sterk van.
Ludo 5-12 -2024